Bij een brekingsindexmeting is de golflengte van de lichtstraal van belang vanwege het effect van dispersie op de eigenschappen van golven in een medium (bekend als dispersierelatie). Bijna alle stoffen hebben verschillende brekingsindices die ook verschillen afhankelijk van de gebruikte golflengte. Deze spreidingsverhouding kan als volgt worden berekend.
Ten eerste weten we de lichtsnelheid in een medium:
v = c/n
Waar:
n de brekingsindex;
c de snelheid van het licht in een vacuüm (of lucht);
V de snelheid van het licht in de media is.
Eveneens is de golflengte in hetzelfde medium:
λ = λ0/n
waarbij λ0 de golflengte is van dat licht in een vacuüm (of lucht).
Daarom is de brekingsindex (n) omgekeerd evenredig met de golflengte en ook met de lichtsnelheid. Dit betekent dat hoe groter de golflengte, hoe lager de brekingsindex. Deze relatie wordt weergegeven door de vergelijking:
v(λ) = c/n(λ)
Voor industriële toepassingen waar brekingsindexmeting vereist is, is het echter noodzakelijk om een gedefinieerde, precieze golflengte te hebben om de brekingsindexmeting van verschillende monsters onder dezelfde omstandigheden te kunnen analyseren voor kwaliteitscontrole.
Om een gedefinieerde golflengte te genereren, gebruiken refractometers meestal de natrium D-lijn, die overeenkomt met 589,3 nm. Deze wordt al lang gebruikt voor het bestuderen van de brekingsindex vanwege het feit dat het een veelvoorkomende, betrouwbare en stabiele lichtbron is.