Een belangrijk element van het onderzoek in het Dillin-laboratorium is het identificeren van de genetische paden die betrokken zijn bij de stressrespons. Ryo Higuchi-Sanabria, een postdoctorale medewerker in het laboratorium, voert dit onderzoek uit in het C. elegans modelsysteem door screening van het hele genoom en validatie van het doel. Een essentiële aanpak is het screenen van RNA-interferentie (RNAi), waarbij C. elegans nematoden worden blootgesteld aan een RNAi-bibliotheek die is opgeslagen in 96- of 384-wells-platen.
Elke well van de bibliotheek bevat een cassette die één van de ca. 20,000 C. elegans-genen kan terugdringen, zodat nematoden die met deze cassette behandeld worden, niet beschikken over de RNA of proteïne die wordt gecodeerd. De nematoden worden vervolgens onderworpen aan bepaalde stressbehandelingen. Als de nematoden die de functie van een bepaald genproduct niet hebben, een betere of gereduceerde overleving vertonen na de stressbehandeling, dan kunnen de genetische paden waarin ze aanwezig zijn een rol spelen bij de stressrespons.